Philip Beekman
Zoon van hoofdpersoon Jaap Beekman, alias Maurits
Mijn naam is Philip R.J. Beekman, geboren op op 23 april 1958 geboren naast de legerplaats Oirschot. Zoon van Jaap Beekman en Kathleen Mary Beekman-Pickering. Opgegroeid met een broer en drie zussen. Ik ben de vierde in rij. Tot aan mijn 13e woonden wij in Oirschot (NB) totdat mijn vader werd overgeplaatst naar het Duitse Rheindahlen in de buurt van Mönchengladbach. Daar bekleedde hij zijn laatste functie als militair. Ondertussen gingen mijn ouders op zoek naar een huis in Nederland waar ze na vaders pensionering konden gaan wonen. Omdat vader geboren Zwollenaar was, wilde hij graag in de wijde omtrek van Zwolle wonen en dat werd Kloosterhaar. Ook ik heb daar 7 jaar gewoond. Tot 1984 hebben mijn ouders hebben daar gewoond, waarna ze richting Zwolle vertrokken om in een serviceflat te gaan wonen. Moeder overleed in 2000 en vader in 2010.
Van kleins af aan ben ik opgegroeid tussen de militairen. Vader was als Officier werkzaam bij de Cavalerie in de naast gelegen kazerne. Collega’s van mijn vader kwamen regelmatig bij ons over de vloer. Zij spraken dan vaak over de oorlog, terwijl vader nooit met ons over de oorlog sprak omdat dat een gevoelig iets bleek achteraf. Wanneer er dan een borrel gedronken werd waren de mannen iets wat loslippiger waardoor wij wel eens wat opvingen. Details wisten we amper, maar wel dat vader meerdere bijzondere dingen had gedaan tijdens de tweede wereldoorlog en ook daarna in andere oorlogen zoals Korea. Als er een speciale gelegenheid op de kazerne was en vader in zijn nette uniform met alle medailles erop verscheen, stond daar een persoonlijkheid waar veel collega’s respect voor hadden.
Voor mij was het al snel duidelijk, ik ging net als mijn broer en twee oudste zussen militair worden. Zelfs mijn moeder was ten tijde van de oorlog dienstplichtig militair geweest in Engeland waar ze was geboren. Mede hierdoor kwamen wij uit een echt militair nest
Op een gegeven moment was mijn jongste zus in een kledingkast van mijn ouders aan het snuffelen waar ze een foto vond, waar vader met een onbekende vrouw op stond. Zij nam de foto mee om aan moeder te vragen wie dat was. Ze kreeg te horen dat ze de foto onmiddellijk terug moest leggen en er nooit meer over mocht praten. Als mijn broer of een van mijn zussen met een vriend of vriendin thuiskwam werd al snel de vraag gesteld wat hun ouders in de oorlog gedaan hadden. Dat bleek nogal belangrijk te zijn, later begreep ik pas waarom.
Toen ik allang het huis uit was stond ik tijdens een verjaardagsfeestje met een van mijn zwagers te praten die het over Yolande had. Toen ik vroeg wie dat was, vertelde hij mij dat dit vaders eerste vrouw was met wie hij in Engeland was getrouwd tijdens de tweede wereldoorlog, waar ze elkaar hadden leren kennen tijdens de opleiding voor geheim agent bij de Special Operations Executive (SEO). Ik wist niet wat ik hoorde, meteen stelde ik de vraag of mijn moeder wel mijn moeder was. Ja dat was ze zeker. Vader (alias Maurits) was maar twee maanden met Yolande getrouwd toen zij in London in een (Lysander) vliegtuigje werd gezet om in Frankrijk als geheim agent ingezet te worden. Zij onderhield als marconist met de schuilnamen Marïette en Yvonne het contact met Engeland en ondersteunde vele succesvolle sabotageacties op Duits materieel, zoals spoorlijnen en voor de Duitsers belangrijke infra. Door verraad werd de leider van haar verzetsgroep “Musician” (De Canadees Gustaf Bieler) in Bar Le Moulin Brûlé in Saint Quintin, wat overigens nog steeds bestaat, door de Gestapo opgepakt. Yolande was op dat moment in gesprek met hem over een nieuw schuiladres, omdat de Duitse peilwagens meermaals voor haar kleine zolderkamertje boven Bar Le Moulin Brûlé langs waren gereden en ze nog net op tijd de zendapparatuur kon uitzetten. Yolande werd als bijvangst meegenomen waarna ze er achter kwamen dat ook zij een agent was. Ze is meermaals door de Gestapo ondervraagt en gemarteld. Nooit heeft ze iets losgelaten. Aansluitend werd zij naar een vrouwengevangenis in Karlsruhe overgeplaatst waar ze dacht de oorlog uit te zitten. Helaas was dat niet zo. De geallieerden rukten op richting Duitsland. Hierdoor moesten de Duisters snel van dit soort gevangenen af en lieten ze deze bij Nacht und Nebel vermoorden. In de vroege ochtend van 13 september 1944 werd ze samen met drie andere vrouwelijke SOE-agenten in Dachau vermoord. Mijn vader kreeg pas in 1946 officieel te horen dat Yolande vermoord was.
In Kloosterhaar kwamen regelmatig mensen over de vloer die met vader over de oorlog spraken, zoals journalisten, mede agenten en Marinus de Bruin, deze laatste was een imposante verschijning. Ik was best wel onder de indruk van Marinus en ben zelfs een aantal keren bij hem thuis geweest in Beerze waar hij mij details vertelde over de periode dat mijn vader “Alias Maurits” als marconist bij de verzetsgroep Stegeren zat. Ook vertelde hij mij dat mijn vader en hij na de oorlog voldoende wapens en munitie verstopt hadden om tegen de Russen te vechten. Zij waren ervan overtuigd dat de Russen zouden komen. Na de dood van mijn vader in 2010 ben ik me gaan interesseren voor wat mijn vader nou precies had gedaan. Mijn neef Rutger die een hele goede band met mijn vader had heeft heel erg veel details kunnen achterhalen, omdat hij vaak met mijn vader ging wandelen en ondertussen kon interviewen. Hij is bezig met het schrijven van een boek over mijn vader en Yolande.
In 2021 heb ik het voormalig concentratiekamp Dachau bezocht en ben daar in contact gekomen met de vrijwilligster Angelika Eisenmann die zich het lot van de vier vrouwelijke agenten erg heeft aangetrokken. Zij heeft na het contact met mij, familieleden van alle vier agenten weten te achterhalen en contact mee gehad. Dit jaar (2024) zullen voor het eerst van alle vier de vrouwen familieleden aanwezig zijn op 13 september bij de jaarlijkse herdenking. Tot 2021 werd met slechts enkele vrijwilligers van het voormalig concentratiekamp deze herdenking gehouden. Ik heb in Dachau ook heel veel informatie over Yolande kunnen achterhalen.
Hans Nieboer schreef op een gegeven moment iets op internet waar ik op reageerde. Hierdoor ontstond het contact met Hans wiens vader de commandant van de verzetsgroep Stegeren was. En zo is Alias Maurits ontstaan. Ik heb heel veel respect voor het vele werk dat Hans Nieboer heeft verricht om dit theaterstuk te schrijven en te organiseren.
Morseberichten mede de sleutel tot de succesvolle droppings in Stegeren
door Remy Denker PAøAGF, algemeen voorzitter van de Vereniging voor Experimenteel Onderzoek in Nederland VERON.
Verzet plegen houdt in dat er gecommuniceerd moet worden. Tenslotte is dat nodig om het verzet te organiseren. In een kleine groep kan dat mondeling, maar als het gaat om landelijke activiteiten dan is er coördinatie nodig. Dit verhaal gaat over het opleiden van Nederlanders tot speciale geheime agenten die ondersteuning gaven aan verzetsgroepen. Niet altijd fysieke ondersteuning maar wel door het opvangen en uitzenden van berichten. In dit verhaal gaat het om opgeleide, geheime, agenten in casu opgeleide telegrafisten, ook wel marconisten genoemd.
Speciaal bureau in Londen
De Britse regering had een nieuwe speciale geheime dienst opgericht ter beveiliging van het eigen grondgebied. Deze geheime dienst, Special Operations Executive (SOE), kreeg een offensieve taak: het mobiliseren van het verzet en het saboteren van vijandelijke acties. De Nederlandse regering in ballingschap in Londen nam dit concept over en richtte het Bureau inlichtingen op. Dit Bureau had als doel het coördineren van het verzetswerk in Nederland. De Nederlanders werkten met de Engelsen samen.
Hoe ging men aan het werk?
In Londen kwamen onder andere Nederlanders aan die hun diensten aanboden om verzetswerk in Nederland te ondernemen. Deze uit hun land gevluchte Nederlanders werden later Engelandvaarders genoemd. Zij waren uit Nederland gevlucht omdat zij het niet konden aanzien dat zij geen echt verzetswerk konden plegen. Er waren ook Engelandvaarders die op de vlucht waren voor de bezetters omdat die naar hen op zoek waren.
Via riskante vluchtroutes door België, Frankrijk, Spanje, Portugal en via nog verder afgelegen landen kwamen zij of in Engeland of in Canada aan. Koningin Wilhelmina ontving hen in Londen en heette hen welkom namens de Nederlandse regering. Uiteindelijk kwamen zij in contact met deze speciale afdeling. Allereerst werden zij dagenlang verhoord om er zeker van te zijn dat zij echt de intentie hadden om in Nederland verzet te plegen. Er werd natuurlijk ook onderzocht of zij wel betrouwbaar waren. Er werd hiervoor een speciale ondervragingsdienst opgezet. Niet iedereen kwam door deze zware selectie. De geselecteerden werden tot speciale agenten opgeleid en het was hun taak om in Nederland in contact te komen met lokale verzetsgroepen.
Na deze zware selectie kregen deze personen een speciale opleiding in diverse onderwerpen zoals parachute springen, de Duitse taal, kaartlezen, het coderen en decoderen van berichten, kennis over propagatie van radiosignalen, spannen van antennes en het leren van de morsecode. Een specifiek onderwerp was het bedienen van een zender in combinatie met een ontvanger. Alles was ingebouwd in een koffer van het formaat reiskoffer. Veel agenten kregen deze koffer mee en met alle geleerde instructies moesten zij op gezette tijden in contact treden met Londen om vervolgens de volgende stappen voor het verzetswerk te ontvangen. De opgegeven acties werden dan veelal door de lokale verzetsgroep uitgevoerd. De telegrafisten moesten later rapporteren wat de uitkomst was van de opdrachten. Dat kon succesvol zijn, maar dat was het niet altijd. Deze speciale agenten kregen een nieuwe identiteit, lees een andere naam, een paspoort, Nederlands geld, distributiebonnen en distributiekaarten en Nederlandse kleding.
Voorbeelden van berichten
De geheime zender
De speciale agenten kregen dus les in morseseinen. Dat hield in dat zij de morsecode moesten leren voor het verzenden en opnemen van berichten. Er werd gewerkt met gecodeerde berichten, die via een codetabel gecodeerd en gedecodeerd moesten worden. Op zo’n manier werden berichten uitgewisseld. Zij hadden dus een compleet radiostation ter beschikking. Een radioverbinding met spraak was er niet bij. Deze radio inrichting was niet groter dan een standaard reiskoffer, die zij meekregen bij vertrek, lees dropping, naar Nederland. De koffer moest dus heel blijven.
Wat zat er in zo’n “radiokoffer”?
• Een zender en een ontvanger die afgestemd kon worden op diverse golflengtes, zoals in de tabel door Londen was voorgeschreven;
• Een seinsleutel voor het verzenden van berichten;
• Een koptelefoon om de signalen uit Londen te horen;
• Een set batterijen om de zender en ontvanger van spanning te voorzien;
• Een set kristallen voor de zender en ontvanger om de juiste golflengte in te stellen;
• Een antennedraad geschikt voor de te gebruiken golflengte;
• Los daarvan een code tabel, een frequentietabel en een tijdstabel voor de juiste tijd voor de contacten met Londen.
Om een goede verbinding te garanderen was het nodig dat de antenne, in de vorm van een draad, voldoende lang was en dat die draad buiten werd opgehangen. Een lengte van 20 tot 40 meter was niet ongebruikelijk. En uiteraard mocht de draad niet zichtbaar zijn. Dat waren speciale eisen. De telegrafisten wisten dat er een mogelijkheid was dat de Duitsers met peilwagens rondreden om hen uit te peilen, met alle gevolgen van dien. Er moest dus wacht gehouden worden om te zien of er Duitsers in de buurt waren. Men moest uiterst voorzichtig te werk gaan.
De berichten waren kort maar krachtig en zoals eerder aangegeven werden er codes gebruikt.
De SOE had een methode ontwikkeld om te weten of agenten in veiligheid waren of niet. In elk bericht dat de agenten verzonden, moesten ze iedere zoveelste letter fout schrijven. Als de fout aanwezig was, betekende dit dat de agent in veiligheid was. Als een bericht zonder de bewuste fout overkwam, dan was de agent in handen van de Duitsers gevallen. Er was geen enkele mogelijkheid voor herhaling van het bericht.
Het kwam helaas veelvuldig voor dat de Duisters Nederlandse telegrafisten, de geheime agenten dus, hadden gearresteerd die vervolgens onder druk werden gezet om contact te zoeken met Londen gevolgd door het uitwisselen van de codes. Op deze wijze kregen de Duitsers inzage in het verzetswerk. Operatie EnglandSpiel (*), opgezet door de bezetter, is hiervan een zeer berucht voorbeeld.
Niet alleen op deze manier werden geheime berichten aan de verzetsgroepen verstuurd. In de nieuwsberichten van Radio Oranje waren zinnen opgenomen die voor de verzetsgroepen een sein gaven om in actie te komen. Als bijvoorbeeld de zin ”De kat kijkt door het raam” een aantal keren voorkwam dan was dat zo’n signaal. Voor de normale, lees illegale, luisteraar hoorde die zin in het verhaal van het nieuwsbericht. Men luisterde illegaal omdat de Duitsers het bezit van een radio hadden verboden.
Opzetten van een radiostation
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat de telegrafisten onder hoge druk werkten.
Denk daarbij aan het volgende:
• Zorgen voor een geschikte locatie;
• Zorgen voor voldoende vermogen uit de zender;
• Zorgen dat de signalen uit Londen ontvangen worden;
• Zorgen dat de eventuele luchtstoringen niet verstorend werken op de te ontvangen signalen waardoor berichten verminkt overkomen;
• Zorgen dat de berichten door Londen worden ontvangen;
• Zorgen dat de zender intussen niet wordt uit gepeild;
• Zorgen dat de zender wordt weggewerkt bij een huiszoeking;
• Zorgen over de consequenties voor de familie bij arrestatie.
Dropping
In veel gevallen werden zij per vliegtuig op speciale plaatsen gedropt. Voor de verzetsgroep Salland werden de agenten gedropt bij het dorp Stegeren, net buiten Ommen. Daar was een open landschap, ingericht als vliegveldje. Op het moment van een dropping werden lampen ontstoken, zodat de piloot wist waar hij moest zijn. Was de agent gedropt of na een landing uit het vliegtuig gestapt, dan steeg de piloot snel op om niet ontdekt te worden. Ook dat was niet zonder risico. Alles werd in het diepste geheim uitgevoerd met steeds een risico dat de bezetter de dropping toch zou ontdekken; met alle consequenties van dien. In Stegeren was dat uiterst riskant omdat het kamp Erika in Ommen in de buurt was. Daar waren veel Duitsers aanwezig, die vliegtuigen konden horen aankomen en vertrekken. Voor de goede orde moet genoemd worden dat geheime agenten ook per boot naar Nederland werden vervoerd.
Vaak bleven de telegrafisten niet lang in het gebied waar zij gedropt waren. Zij reisden verder door het land, van verzetsgroep naar verzetsgroep, met hun radio koffer in de hand of op de fiets met wederom alle risico’s van dien.
Ontdekking
Veel opgepakte telegrafisten werden vastgezet in het, tot gevangenis omgebouwde, klooster te Haren in Noord Brabant. Uit literatuur is naar voren gekomen dat ook daar telegrafisten met elkaar in contact bleven. Zij zagen elkaar niet maar communiceerden via tikken op de waterleiding of door het aan en uitzetten van de waterkraan. Alles gebeurde dan in het ritme van de morse code.
Vandaar werden ze afgevoerd naar concentratiekampen in Duitsland. Slechts weinig telegrafisten hebben de oorlog overleefd. Een ervan is de uit Zwolle afkomstige Jaap Beekman, een verzetsstrijder en Engelandvaarder die Maurits als schuilnaam gebruikte. Zijn doorleefd verhaal is bekend en moet doorverteld worden. Dat gaat gebeuren in de theaterproductie ‘Alias Maurits’ in 2025. Zijn morseberichten vormden mede de sleutel tot de geslaagde 13 droppings in Stegeren.
Voorbeelden van een ingerichte koffer
Extra informatie
https://nl.wikipedia.org/wiki/Special_Operations_Executive
https://www.crash40-45.nl/hoofdpagina/museum-introductie/special-operations-executive-soe/
Literatuur
(*): Boek genaamd “Englandspiel” door Jelte Rep.